voor de Von Clermont romanserie zie:

www.vonclermont-romanserie.jouwweb.nl 

 

De website zit eenvoudig in elkaar, men kan op de meeste foto's klikken om grotere versies te zien, soms tot 2 keer toe. Sluiten door op de X of ernaast te klikken. 

N.B. Doordat steeds dezelfde doopnamen zijn gebruikt en deze ook wel werden aangepast aan het Nederlands of Frans, worden de Von Clermonts en hun aanverwanten vaak door elkaar gehaald in (bron)teksten. Mocht u hier op de website een fout (inhoudelijk of grammaticaal) zien, dan wordt de beheerder daar graag van op de hoogte gesteld, zie contactpagina. ☺

Roepnamen zijn onderstreept, koosnamen staan tussen haakjes.

 

De Akense familie Von Clermont - voorheen Klermond(t) - had al generaties lang bezittingen in het huidige NL Limburg voordat Johann Arnold Von Clermont (Aken 1728 - Vaals 1795) zich in Vaals vestigde en er zijn textielfabrieken en paleizen bouwde. 

Van 1716- 1732 was Kasteel Neubourg, gelegen in Gulpen-Wittem, in bezit van de Akense lakenhandelaar Johann Adam Klermond (1673-1731), 

In 1722 werd dezelfde Joh. Adam Klermond - heer van Gulpen, Neubourg en Margraten - ook eigenaar van Haeren. Hij verkocht het in 1770 aan  W.H. van Panhuys.

Vaalsbroek werd in 1761 gekocht door Johann Arnold von Clermont waarna hij het door zijn huisarchitect Joseph Moretti liet verbouwen.

Boven: Haus Pelikan in Haupstr. Burtscheid

Hieronder uit:

Macco's Aachener Wappen & Genealogien:

De lakenfabricage in fasen

Johann Arnold (geb. 1728) stamde uit een oude Akense familie, evangelisch-luthers van kerkgezindte. Zijn grootvader Johann Adam 1673-1731 vergaarde een fortuin als laken- en naaldenfabrikant. Zijn bedrijf leverde de uniformstoffen voor de garderegimenten van het Russische en Oostenrijkse hof.   

Esaias Clermont (1698-1751), de vader van Johann Arnold zette het bedrijf voort. Intussen ging zijn derde kind Arnold in Essen bij zijn grootouders wonen om daar de Latijnse School te volgen. Esaias en zijn vrouw Margarethe kregen in totaal tien kinderen, waarvan er vijf stierven voordat ze volwassen waren. Drie ervan stierven zelfs binnen enkele weken na elkaar, tijdens een griepepidemie. 

De familie woonde van oudsher in Burtscheid in het oude Haus Pelikan aan de hoofdstraat van Burtscheid dat ze in 1700 van de Akense architect Laurenz Mefferdatis gekocht zouden hebben. Vanaf 1712 woonden de Klermondts zoals ze toen nog heette in de Franzstrasse in Aken.

 

Na zijn schooltijd ging Johann Arnold in de leer bij enkele grote handelshuizen in Duitsland. Vervolgens maakte hij als vertegenwoordiger van zijn vaders handelsreizen naar Oost-Europa. Toen zijn vader stierf in 1751 was Arnold pas 23 jaar oud was. Zijn moeder Margarethe von Clermont-von Huyssen was zeer zakelijk ingesteld en zette het bedrijf samen met Arnold voort. Die ondernemersgeest had ze niet van vreemden. De familie van haar moeder, de Von Aussem had de postkoetsdienst van Duitsland in handen, en het geslacht Von Huyssen bracht juristen, raadsheren en burgemeesters voort.

 

In 1752 werd  de verheffing van de familie Klermondt tot de keizerlijke adel - die Arnolds vader al eerder had aangevraagd bij de keizerlijke hofraad in Wenen - voltooid terwijl Arnold in Wenen was. Hij en zijn broers en zussen en hun nakomelingen mochten vanaf nu "Von" voor hun naam zetten. Omdat er geen Klermond(t) op de papieren stond, maar Clermont, hield hij vanaf dat moment ook die schrijfwijze aan. Het 'Von' gebruikte hij pas jaren later. Weer twee jaar later, in 1754,  trouwde Arnold met zijn achternichtje Maria Sophie Elisabeth Emminghaus (1733-1783), met wie hij dezelfde overgrootvader Huyssen deelde. De vader van Sophie, Heinrich Wilhelm Emminghaus 1682-1749 was de eerste burgemeester van Hagen. 

 

Aanvankelijk bouwde Arnold het bedrijf in Aken verder uit. Net als andere Akense textielfabrikanten werd hij echter gehinderd door de machtige Akense gilden met hun strenge regels. Daarom werd er vaak gewerkt met lakenbazen in Vaals, dat toen onder de Staten Generaal der Nederlanden viel. Spinnen en weven was hier al generaties lang een winterse bijverdienste voor de boeren en is ook nog lang thuiswerk gebleven. In Vaals waren er veel minder beperkingen voor een ondernemer en dat gaf de doorslag om in 1760 te verhuizen naar Vaals dat lang een Duitstalig dorp is geweest.

 

 

 Johann Arnold vestigde zich met zijn gezin op Kasteel Vaalsbroek dat hij grondig had laten renoveren met behulp van de Milaanse architect Joseph Moretti (zie ook foto rechtsboven). Hij had daar tevens een lakenweverij en een volmolen.

 

Intussen kocht hij in het centrum van Vaals land aan de Gaubeek. Ook hier gaf hij Joseph Moretti de opdracht om een groot pand te bouwen. Het moest zowel woonhuis, kantoor als lakenfabriek moest worden. Dit werd het Stammhaus van de Clermonts, nu het 'Von Clermonthuis' genoemd. Het is een paleisachtig gebouw geworden. (Zie tevens pagina gebouwen). Hij zette nog meer bedrijfspanden neer en fraai ogende, solide woningen volgens een zelf ontworpen plan voor Vaals. Het zou een stadje worden met mooie lanen, parken en visvijvers. Voor een deel is dat nog terug te vinden in het dorp.

 

Het riviertje de Gau werd gekanaliseerd en ondergronds gebracht in een systeem dat schoon water gescheiden hield van vuil water. Zo had men overal in Vaals goed drinkwater. Want het water van de Gau was zeer zuiver en kalkarm en had een vaste temperatuur. Daarmee was het eveneens ideaal voor de lakenfabricage en vooral voor het spoelen en verven van het doek, dat Arnold een zeer belangrijk onderdeel van het lakenweven achtte. Hij had hiertoe ook een aparte ververij laten bouwen die tegenover het latere Bloemendal lag.

 

Voor zijn lakens gebruikte Von Clermont voornamelijk Spaanse Merinowol waarmee hij onder andere fijn wit laken maakte dat vooral werd afgenomen in Portugal en in het Ottomaanse rijk. Het Merinoschaap wordt nog steeds als de schapensoort met de fijnste en rijkste wolvacht beschouwd.

 

De meeste historische gebouwen in Vaals verwijzen naar Von Clermont. De bouwwerken zijn doorgaans gebouwd door zijn Akense huisarchitect Joseph Moretti, met de bedoeling Vaals een stedelijke uitstraling te geven. Thans noemt men het de ‘Von Clermont-kroonjuwelen’ die het gezicht bepalen van het centrum van Vaals.  Destijds kon je in één oogopslag zien welk gebouw van Von Clermont was. Al zijn panden hadden dezelfde kleur geel. Die kleur is deels in het huidige Von Clermonthuis terug te zien.  Johann Arnolds spreuken staan nog steeds op het Von Clermonthuis. In de versiering boven de poort bevindt zich een van zijn lijfspreuken: Spero invidiam (Ik hoop/verwacht benijd te worden), terwijl aan de binnenhof een ander devies is te lezen: Nil volentibus arduum (Niets is onmogelijk voor hen die willen van Horatius 65-8 v. Chr).

 

Ook in godsdienstig opzicht was in Vaals meer vrijheid, een reden waarom Arnolds overgrootvader Johann Klermond daar in 1668 de Lutherse kerk had gesticht, die in 1736 een nieuw gebouw neerzette. Omdat de NL hervormde kerk de staatskerk was mochten de andere gezindten alleen kerken bouwen die geen herkenbare kerkvorm hadden. Het is dus een achthoekig gebouw geworden, dat van binnen nog een oorspronkelijk, fraai interieur heeft.

 

Johann Arnolds bezit groeide in de jaren erna voortdurend, zowel in Duitsland als in Vaals. Ook zijn gezin groeide enorm. Zestien kinderen kregen hij en de vrouw die hij liefhad, allen in een tijdspanne van negentien jaar.  Drie daarvan stierven op zeer jeugdige leeftijd en enkele dochters stierven in of na het kraambed zodat Arnold tijdens zijn leven van zes van zijn kinderen afscheid moest nemen. Helaas was hij dat wel gewend door het vroegtijdig overlijden van zijn broers en zussen. De twee zussen die oproeiden, trouwden en kinderen kregen werden niet ouder dan midden veertig en zijn enige overgebleven broer Theo bereikte de leeftijd van achtenvijftig jaar. Het was niet zo dat er in die tijd geen hoge leeftijden behaald werden, hun oma van vaderskant is vierennegentig geworden. De kans op een vroeg overlijden was echter erg groot gezien de beperkte medische kennis en rondgaande besmettelijke ziekten als de pokken en kinkhoest. Voor zijn dierbare overleden gezinsleden liet Arnold een mausoleum bouwen in het park van Kasteel Vaalsbroek. 

 

Als heer van Vaalsbroek werd hij opgenomen in de rechtsprekende Schepenbank van Vaals-Holset en Vijlen, waarvan hij de vice-schout was. Hiermee kon hij de belangen van de ondernemers behartigen en tegelijkertijd de werkgelegenheid beschermen. Zo vaardigde de Schepenbank van Vaals-Holset en Vijlen in 1765 een verordening uit waarin de rechten en plichten van thuiswevers waren vastgelegd.

Het bezit van Kasteel Vaalsbroek verschafte hem de titel 'Opperrechter en Oppererfheer van den Maelensbosch' (deel van het Vijlener bos), wat betekende dat hij rechtsprak op zijn eigen landgoed.

In 1776 overleed zijn moeder en werd de erfenis van zijn ouders verdeeld. Arnold kreeg van de ervende familieleden de taak om alle fabrieken te beheren.

In 1783 moest Arnold voorgoed afscheid nemen van zijn vrouw, Sophie von Clermont, iets dat hem erg zwaar viel. Op haar grafplaat staat genoemd dat ze behalve echtgenote, moeder en vriendin, ook troost en schild der armen en iedere hulpbehoevende was.

Vanaf haar dood legde Arnold zijn functie als Vice-schout van Vaals, Holset en Vijlen neer. In 1786 vertrouwde hij de dagelijkse leiding van zijn bedrijf toe aan zijn twee oudste zonen: Carl Theodor en Johan Adam, zonder zich er zelf helemaal uit terug te trekken. De Duitse fabrieken werden door zijn schoonzoon Karl Kopstadt (1754-1794) geleid. Zelf maakte Arnold reizen door Duitsland en de landen eromheen, steeds vergezeld door twee van zijn dochters. Van elke reis bracht hij zaden en zaailingen mee van bijzondere bomen om die in de tuin van Kasteel Vaalsbroek te planten. Het park van Vaalsbroek is nog steeds zoals hij het destijds liet aanleggen.

 

Er werd van Johann Arnold vaak gezegd dat hij een man van de 'Verlichting' was, een intellectuele stroming die ontstond in de 18e eeuw en die de rede voorstond. De nadruk lag op de bevordering van de wetenschap en de tolerantie. Het maakte de weg vrij voor burgerrechten en de beperking van machtsmisbruik door de kerk. Voor een man die adellijke rechten had aangevraagd is het wat ongeloofwaardig om een gelijkheidsbeginsel voor alle burgers na te streven, maar sociaal ondernemend was Johann zeker. Dat spreekt al uit het stratenplan en de voorzieningen die hij in Vaals had uitgevoerd. Als lid van de schepenbank (gemeenteraad) hield hij zich o.a. bezig met de bouw van een school, brandblusmaterieel, onderhoud van de kerken en wegen en het aanstellen van een vroedvrouw.

 

Von Clermont had veel connecties en een brede belangstelling en ontwikkeling. Hij ontving mensen uit de kunst- en wetenschapswereld in zijn huizen in Vaals. Zijn zus en een aantal van zijn kinderen zijn getrouwd met leden van de familie Jacobi die niet alleen lakenfabrikanten, maar ook wetenschappers en schrijvers voortbracht. Zij bezochten Vaals, vaak samen met vrienden. De auteur en filosoof Johann Gottfried von Herder bedacht de term: Vaalser Paradies voor het Vaals dat Von Clermont had opgebouwd. Ontdekkingsreiziger en wetenschapper Georg Forster schreef vol bewondering over von Clermonts bezit en over het reilen en zeilen in de fabriek. ( https://www.dbnl.org/tekst/agt_001zuid01_01/agt_001zuid01_01_0008.php ) Tevens vroeg Forster zich af met vooruitziende blik af waar in de toekomst de brandstoffen vandaan moest komen om fabrieken zoals in Vaals en Aken op te laten werken, want ook aan de steenkool zou een einde komen...

 

Vanaf 1793 trok Johann Arnold zich helemaal terug uit het bedrijf en liet zijn imperium over aan zijn  zonen Carl Theodor Arnold (1756-1826) en Johann Adam Heinrich (1759-1826) De Duitse fabrieken werden door Kopstadt en later Jacobi geleid. Hij werkte aan de voltooiing van zijn droomhuis: kasteel Bloemendal.

 

Vanwege de Franse invasie van Duitsland vanaf 1792 beval Clermont dat zijn handelskantoor in Aken naar Braunschweig moest worden verplaatst om handel met zijn Oost-Europese partners te kunnen blijven drijven.

 

In 1794 bezette het Franse leger al het gebied ten westen van de Rijn en moest Von Clermont in Aken en Vaals buigen voor de Franse bezettingstroepen en zich aanpassen om aan de dreigende boete te ontkomen en zijn bedrijf draaiende te kunnen houden. Als gevolg hiervan kreeg zijn bedrijf grote opdrachten voor het Franse leger om stoffen voor militaire uniformen te vervaardigen en te leveren.

Nadat de Fransen heersers in 1794 het Arrondissement d'Aix-la-Chapelle binnen het Département de la Roer hadden opgericht, werd hij aangeworven als financieel commissaris van de voorlopige centrale regering in Aken. Ook zijn zonen namen deel in het Franse bestuur van de Nedermaas.

 

In 1795 kon Arnold von Clermont zich om gezondheidsredenen uit de hoge regeringsfunctie terugtrekken, doch moest tegelijkertijd het ambt van Kantons-commissaris aanvaarden. Voor zijn dood op 5 december 1795 kon hij deze taak overdragen aan zijn jongste zoon Henri von Clermont die jurist was. Hij stierf op zevenenzestigjarige leeftijd en werd bijgezet in het mausoleum op Vaalsbroek. Er wordt veel goeds over hem gezegd, hij zou rechtvaardig en sociaal bewogen zijn. Hij laat in elk geval een prachtige erfenis na, die ook al een getuigenis vormt.

 

Publicaties van Johann Arnold von Clermont:

  • Freymütige Betrachtungen eines Weltbürgers zum Wohl v. Aachen, (anonym) Frankfurt u. Leipzig 1788;

  • Beytrag zu d. Verbesserungs-Vorschlägen in betr. d. Kaiserl. Freyen Reichsstadt Aachen bes. ihrer Tuch-Manufacturen, 1789;

  • Versuch eines Plans zu Errichtung eines Arbeitshauses in der Freyen Reichsstadt Aachen, Düsseldorf 1791

 

Johan Arnold kopie in Couvenmuseum

Carl Theodor en zijn vrouw Juliane Kopstadt

Het Sutterlinalfabet

Nakomelingen

Johann Arnold von Clermont (1728-1795) & Maria Sophia Elisabeth Emminghaus (1733-1783)

Zij kregen zestien kinderen, waarvan vijf zonen bleven leven en de oudste zoon als enige kinderen kreeg: vier zonen en een dochter. Hieraan hangt de hele voorzetting van het geslacht Von Clermont uit Vaals.

  1. Maria Juliana Elisabeth (Lisette) von Clermont (1755-1785), gehuwd met Conrad Esaias Fabricius (1751-1824), 6 kinderen
  2. Carl Theodor Arnold von Clermont (1756-1824), textielfabrikant  gehuwd met Maria Juliana Kopstadt (1763-1826), 5 kinderen
  3. Johann Adam Heinrich von Clermont (1758-1826), textielfabrikant, gehuwd met Juliana (Lili) Ernestine Theodora von Emminghaus (1769-1816)
  4. Eleonora (Lenchen) Maria Henriette von Clermont (1759-1845), gehuwd met Johann Arnold Kopstadt (1755-1833), 1 kind
  5. Caroline Helene Christine von Clermont (1761-1826), gehuwd met 1) F.J. Delcourt (-1795) en 2) luitenant-generaal Georg August Heinrich von Kinckel (1763-1844),
  6. Johanna Catherina Luise (ook Betty genoemd) von Clermont (1763-1844) gehuwd met textielfabrikant Johann Friedrich Jacobi (1765-1831), 1 kind
  7. Helene Sophie Frederika (Fritze) von Clermont (1764-1798), gehuwd met Joh. Peter (Eduard) Jacobi (1760-1830) (halfbroer Fritz)
  8. Ludwig Arnold von Clermont (1765-1825), lakenfabrikant, gehuwd met Clara (Clärchen)
    Franziska Jacobi (1777-1849)
  9. Catharina Margarethe Juliana von Clermont (1766-1852), met Essense burgemeester Johann Conrad Kopstadt (1758-1834)
  10. Frederika Theodora von Clermont (1767-1768)
  11. Christiane (Christel) Eleonore von Clermont (1769-1796), gehuwd met Johann Cornelis van Panhuys (1766-1849) na 1 zoon kraamdood.
  12. Friedrich Heinrich von Clermont (1770-1770)
  13. Johann Heinrich (Henri) Leopold von Clermont (1771-1816), gehuwd met Caroline Sophie Wilhelmine von Emminghaus
  14. Carolina (Linele) von Clermont (1772-1795), gehuwd met de jurist en bestuurder Georg Arnold Jacobi (1768-1845), 1 kind
  15. Charlotte von Clermont (1773-1868), gehuwd met luitenant-generaal Ernst von Klux (1776-1858), 2 kinderen
  16. Ernestine Henriette von Clermont (1774-1775)

Huwelijksgewoonten

 

Bij het trouwen, in elk geval in Nederland, moesten de ouders destijds toestemming geven om de identiteit van bruid of bruidegom te bevestigen. Waren de ouders overleden dan moesten de grootouders op komen draven. Waren die ook al overleden, dan was men verplicht overlijdensakten van alle vier de voorouders in te leveren. Daarnaast moest een ander familielid getuigen of de bruid of bruidegom degene was die volgens de papieren ging trouwen. Bij vondelingen werd een hele akte opgesteld en ondertekend door vooraanstaande lieden om de identiteit van de bruidegom of bruid te bevestigen. Adam von Clermont en zijn vrouw Juliane hadden een Vaalse vondelinge als dochter in huis genomen: Juliane Laub.

 

Bij het trouwen van enkele kleinkinderen van Arnold met de kleinkinderen van zijn zus Juliane Katherine, in 1812 en 1813, waren zowel ouders als grootouders van de andere partij al overleden.

Links het Franstalige uittreksel van de overlijdensakte van de Lutherse kerk van de zus van Johann Arnold, Juliane Katherine Kopstadt-von Clermont die in Essen woonde.  Juliane Katherine is blijkbaar in Aken overleden. Het kan toeval zijn, maar het kwam vaker voor dat men naar kinderen of andere familie ging om verpleegd te worden en te sterven.  Hoewel haar voornamen ontbreken is de akte verder goed leesbaar. Anders is het met een gelijksoortige akte over haar man en zijn ouders daaronder. Die komt uit Essen en is Duitstalig, wat voor Vaalser ambtenaren natuurlijk geen probleem was. Men gebruikte in Duitsland toen al een voorloper van het Sütterlin alfabet dat deels overeenkomt met ons alfabet, maar deels ook helemaal niet.

Als slordig cursief geschreven handschrift is het tamelijk moeilijk te ontcijferen. Gelukkig schreef men namen wel altijd in 'gewone' letters. De achternaam wordt hier nog vervrouwelijkt: Spener wordt Spenerin, wat ook bij een Klermondvoormoeder gebeurde (Klermondin, zie rechtsonder). Het is ook opvallend dat de Duitse Gründlichkeit in de leesbaarheid van dit document ontbreekt, terwijl de Franstalige akte een helder beeld geeft.

Dit is iets dat steeds terugkomt bij documenten rond de von Clermonts: de Franse documenten zijn doorgaans netter geschreven. Tegen de 19e eeuw lijkt men overigens overal even slordig en haastig te zijn geworden in het noteren van burgerlijke stand gegevens.

Arnold Kopstadt, die met de vierde Von Clermont dochter trouwde, heeft schriften vol met herinneringen nagelaten die te lezen zijn via internet, maar dan moet men wel het soms haastige handschrift in Sütterlin kunnen ontcijferen. Jammer, want de Von Clermonts komen er vaak in voor! Vooral de vrouwelijke leden die hij Clermontinen noemt.

 

In het essay over F.H. Jacobi 1744 - 1819 van Christ Kurt wordt niet alleen een boekje opengedaan over Fritz Jacobi, maar ook over de huwelijksgewoonten van midden 1700. Voor het huwelijk tussen Betty en Fritz moesten twee trouwjurken vervaardigd worden aangezien het huwelijksfeest twee dagen zou duren. De eerste jurk werd traditiegetrouw betaald door de familie van de bruidegom en diende het kostbaarste te zijn, en de tweede werd door die van de bruid geleverd. Twee weken na de bruiloft in Aken vertrok het bruidspaar van Betty's ouderlijk huis in Aken naar Jacobi's landgoed Pempelfort bij Dusseldorf, samen met haar moeder en een aantal verwante Kopstadts uit Essen. De gasten verbleven een week op het landgoed voordat ze terugkeerden naar huis. Daarna werd het echtpaar bezocht door bekenden van de echtgenoot die de jonge bruid wilden leren kennen. Zij wandelde daartoe dagelijks in de uitgestrekte tuin. De wittebroodsweken werden dus niet met zijn tweetjes doorgebracht! Het eerste kind werd een kleine 12 maanden na de bruiloft geboren. 

Familiehuwelijken

 

De Von Clermonts hadden het niet in alle opzichten voor het uitkiezen als het om partners ging. In het overwegend katholieke Rheinland waren er relatief weinig Lutherse huwelijkskandidaten.

Uit de volkstelling van1825 blijkt dat er in Burtscheid en Aachen samen zo'n 1700 luthersen en reformierten waren ten opzichte van 40.000 katholieken. Een Pruisisch ambtenaar was verplicht om zijn kinderen protestant op te voeden, al werd daar in katholieke bolwerken als Aken wat minder streng op gelet. In de hogere kringen zaten dus veel protestanten, maar het ging om een naar verhouding klein aantal families met veel kinderen. Men kwam bij de zoektocht naar een huwelijkspartner al gauw bij verwanten uit.  Daarnaast wilde men in die hogere kringen graag het bezit in de familie houden of vermeerderen, wat ook een reden was om onderling te trouwen. Voor hen was het een maatschappij waarvan de gunsten van of contacten met anderen van doorslaggevende betekenis waren. Men kreeg werk door de bemiddeling van een familielid of bewoonde een huis van een familielid of een woning die door een verre voorvader was gebouwd. Steeds komen namen en locaties terug in researchdata. In veel landen werkt dit trouwens nog zo.

Ondanks dat het 'strategische' huwelijken waren, blijkt uit brieven, dat er evengoed liefdeshuwelijken werden gesloten, of dat de partners van elkaar gingen houden. Waarschijnlijk werden ze niet gedwongen om te trouwen met een partij die ze niet zagen zitten. De kinderen bleven vaak ook tot hoge leeftijd komen, bij vrouwen tot in de veertig en bij mannen door het leeftijdsverschil vaak nog veel ouder.

 

Een huwelijk tussen neef en nicht was in de Katholieke kerk al vanaf 1580 om medische redenen verboden. Bij protestanten gold dit niet. De families Emminghaus, Kopstadt, Fabricius en Jacobi waren allen aan de Von Clermonts verwant en in de latere generaties werd dat steeds intensiever, tot de familie na het faillissement uit elkaar viel en zich over Europa verspreidde. Maar zelfs daarna kwamen er nog huwelijken tussen de achterkleinkinderen voor, want de banden waren hecht. De vraag is wat die vaak dubbele (achter-)neven en nichtenhuwelijken deden met de gezondheid van de kinderen. Nakomelingen die volwassen werden, lijken allen goed ontwikkeld en gezond te zijn, gezien de taken die ze op zich namen. Maar echt veel weten we er niet van.

 

Een aantal Von Clermont (klein)kinderen werd niet volwassen, maar dat was overal zo. Volgens een Duits onderzoek was de traditie om pasgeboren katholieke kinderen door kou en wind mee te nemen om te laten dopen, een belangrijke aanleiding tot vroege kinderdood. Daarnaast was natuurlijk onwetendheid (moedermelk vertrouwde men vaak niet en men gaf gewone melk of water met meel), honger, en gebrek aan hygiene en brandstof een belangrijke factor in de kindersterfte. Twintig procent van de vrouwen stierf in het kraambed, waarbij de kraamkoorts vaak niet alleen de moeder het leven kostte, maar ook dat van de pasgeborene. Kortom: er waren vele factoren die kindersterfte veroorzaakten. Dat huwelijken tussen familieleden een hoger risico met zich meebrengen staat echter buiten kijf.

 

Er wordt soms gesuggereerd dat men zich vroeger niet zo aan kleine kinderen hechtte omdat de kans dat ze overleden te groot was. Dat is intussen weerlegt, de kinderen waren wel degelijk welkom en geliefd, vooral bij families die ze zich konden veroorloven. Ongetwijfeld zorgden de dames van de hogere klasse niet in hun eentje voor hun eigen kinderen, daar hadden ze personeel voor. Maar Juliane von Clermont-Kopstadt, echtgenote van Arnolds oudste zoon Carl, was zo aangeslagen door het overlijden van haar derde babydochtertje Louise, het tweede kindje waar ze afscheid van moest nemen, dat ze een tijd naar een pension in Emminghausen ging. Ze werd daarheen begeleid door haar broer en latere zwager Arnold Kopstadt, die dit in zijn dagboek vermeldde. Daarna zijn er zeven jaar geen kinderen geboren bij de oudste von Clermontzoon, terwijl ze elkaar eerst bijna (twee)-jaarlijks opvolgden. Mogelijk was dat een bewuste kinder'onthouding' om de moeder te ontzien.

Boven Aken 1850, Onder Hauptstrasse Burtscheid 1900

Arnolds grootmoeder Katherina Barbara  von der Weyden 1662-1754 en daaronder zijn tante Anna Margaretha 1697-1733 met haar kindje, die met haar in het kraambed stierf. 

Maak jouw eigen website met JouwWeb